2. Bedenk of je horizontaal of verticaal gaat werken.
Teken een punt op het karton. Dit wordt het uitgangspunt voor de hele compositie. 3. Begin met het tekenen van enkele rechte lijnen om je blad te verdelen en om ruimte te creëren. Voeg meer lijnen toe en varieer met de ruimte tussen de lijnen. Laat sommige lijnen over elkaar heen gaan, zodat er meer vorm ontstaat. Maak eventueel ook gebruik van cirkels of cirkeldelen. Zorg dat er meer lijnen bij het uitgangspunt staan en minder bij de randen van je papier. |
5. Je laat de docent een kopie maken van je compositie.
Met behulp van carbonpapier neem je jouw compositie over op het 2e vel A4 karton. 6. Je begint met één A4 kleur te geven. In je werkstuk moet een complementair kleurcontrast zichtbaar zijn. Je kunt dus kiezen uit de kleurencombinaties rood-groen, blauw-oranje of geel-paars. Het is de bedoeling dat je van die twee kleuren verschillende tinten gaat maken. Dit doe je door bij te mengen met zwart of wit zodat de kleuren donkerder of lichter worden. Je mag ook bij je gekozen kleuren een kleine hoeveelheid van een andere kleur toevoegen. Bijvoorbeeld een klein beetje rode verf bij de blauwe zodat deze meer naar paars neigt. Het is niet de bedoeling dat het een hele andere kleur wordt. Het gaat echt om kleine verschillen. |
Beoordelingspunten
|