In klas 1 heb je geleerd hoe je een 1-puntsperspectief tekening maakt. Hier zie je de een kamer met 1 verdwijnpunt op de horizon: 1-puntsperspectief.
Op de vloer ligt een blok. Dit blok ligt gedraaid ten opzichte van de tegels. Je kijkt daardoor tegen 2 zijden aan. Als je de zijden met hulplijnen doortrekt naar de horizon kom je uit in 2 (verdwijn) punten. Het blok is getekend in 2-puntsperspectief. |
Je kunt objecten van verschillende hoogten bekijken.
Als je hoog staat noem je het vogelperspectief, je kijkt dan op objecten neer. De horizon ligt hoog in je tekening . Je ziet de bovenkant van objecten. Als je gewoon staat noem je dat normaalperspectief. De horizon ligt ongeveer in het midden van je tekenvel. Je kijkt er niet op of onder Als je laag staat noem je het kikkerperspectief, je kijkt dan tegen dingen op. Je horizon ligt laag in je tekening. Je ziet de onderkant van objecten. |
De horizon ligt op ooghoogte. Je kunt omhoog kijken, naar beneden of recht voor je uit. Gevolg hiervan is:
|
Een object in 2-puntsperspectief heeft 2 verdwijnpunten op de horizon. Als objecten gedraaid staan ten opzichte van elkaar heeft elk zijn eigen 2 verdwijnpunten.
Het blok links heeft de verdwijnpunten VP3 en VP4 (groene lijnen voor de wijkende zijden naar de VP op de horizon) Het blok rechts heeft de verdwijnpunten VP1 en VP2 ( met rood aangegeven. Als de objecten dezelfde grondvorm hebben, liggen de sets VP voor beide objecten even ver uit elkaar. Ook in 1 object kunnen de blokken gedraaid staan t.o.v. elkaar. |