In het donker ofwel zonder licht zien we niets. Het beeldelement licht is daarom heel belangrijk. Licht komt ergens vandaan. Het voorwerp dat licht geeft, noemen we lichtbron. Dat kan natuurlijk licht zijn (bv. zon) of kunstmatig licht ( bv. lamp). Licht valt ergens op. Het bepaalt wat je ziet. Ander licht heeft invloed, de sfeer verandert. Op plaatsen waar geen licht komt, ontstaan schaduwen. Hoe feller het licht schijnt, hoe donkerder de schaduwen lijken.
Soorten licht:
Tegenlicht
Zijlicht
Meelicht
Strijklicht
Doorvallend licht
Glimlicht
Gebundeld licht
Diffuus licht
Clair-obscur
Schaduw
Slagschaduw
Toelichting op enkele soorten licht: Gebundeld licht Sterk geconcentreerd licht (bv. een spot light) valt op een klein oppervlak. Diffuus licht Het tegenovergestelde van gebundeld licht heet diffuus licht. Diffuus licht valt gelijkmatig op de voorwerpen/personen. Bijvoorbeeld op een bewolkte dag is het licht diffuus. Clair-obscur : sterk contrast in licht-donker (sterker worden uitgebeeld dan ze in werkelijkheid). Driedimensionale vormen worden hierdoor geaccentueerd à dramatisch effect bereikt Bij clair-obscur is de achtergrond donker en de voorgrond licht. De lichtbron zelf is meestal niet duidelijk aanwijsbaar (bv. zon, kaars)
opdracht 1 :
Teken de bollen en lichtbronnen in je portfolio na. Schrijf erbij om welke soort licht het gaat.
Let op de juiste plaats van highlight, schaduw ten opzichte van de lichtbron.
Hieronder zie je hoe dat eruit ziet als het licht schuin van rechts boven komt.
highligt: lichtbron schijnt op dit punt (meest)
De tinten grijs lopen van héél licht (highlight) naar héél donker. Vloeiende overgang grijstinten (makkelijkst met zacht potlood). Kleur met de vorm mee, dus in een boog.
eigenschaduw
opdracht 2 :
A Zoek plaatjes in tijdschriften met een sterk licht donker contrast. Knip ze uit en plak ze in je portfolio. Zet de lichtbron en licht richting erbij.
B Zoek plaatjes in tijdschriften met verschillende soorten licht. Knip ze uit en plak ze in je portfolio. Schrijf de lichtsoort erbij.